BACK IN THE USSR

Donderdag 31 juli, Ulaan Baator/Bulgan

Vanmorgen worden we gewekt door Sunny, onze Mongoolse gids, met de mededeling dat ze ons 10 minuten eerder komt ophalen voor de vlucht naar Bulgan, in het uiterste westen van Mongolië. We worden in een busje gepropt met nog tien andere eclipsgangers en Sunny begint aan een verhaal over Djenghis Khan, dat tijdens de rit naar het vliegveld niet meer ophoudt. Ze ratelt maar door. We zijn nu groepsreizigers geworden en dat betekent achter in de rij aansluiten en wachten. Het is even wennen.

Chartervlucht MNG 57 van Aero Mongolia, uitgevoerd met een Fokker 50 (wat zijn dat toch een lekkere vliegtuigen) brengt ons in 3 uur naar Bulgan in het uiterste westen van Mongolië, op 50 kilometer van de grens met China. Ze noemen dit de West Gobi. Vanuit de lucht is de scherpe overgang te zien van steppe naar woestijn. De landingsbaan is niet verhard en de luchthaven bestaat uit één klein gebouwtje. Reguliere vluchten komen hier niet.

Er staat een verzameling vertrouwd materieel op ons te wachten: oude Russische jeeps en busjes, ijzersterk, maar uiterst oncomfortabel. Ik herken ze van eerdere reizen in deze contreien. Gelukkig hoeven we niet ver naar de plek waar we de komende dagen zullen verblijven, een kamp dat bestaat uit 24 gers, ronde Mongoolse vilten tenten, wij krijgen er eentje voor ons samen toegewezen.

Ons gezelschap blijkt, behalve uit ons tweeën, te bestaan uit 13 Italianen (waarvan één Nederlandse van geboorte), en natuurlijk Sunny en Haza, die haar assisteert. Trots legt hij uit dat Haza Mongools is voor hakenkruis, maar dat hij zelf geen facist is. (waarschijnlijk bedoelt hij Swastika, het omgekeerde hakenkruis dat al duizenden jaren een religieus symbool is). In ons tentenkamp bivakkeren ook tientallen Mongolen, die allemaal op de toeristen zijn afgekomen in de hoop een centje aan ons te kunnen verdienen. Vóór onze ger is een grote ruimte ingericht waar we ons kunnen laten vermaken: er is muziek, dansende kinderen, mannen in klederdracht, paarden en kamelen te huur, worstelaars en er is van alles te koop, fruit, water, koekjes, maar ook prachtige geborduurde doeken en vilten vloerkleden. En dat alles voor een handjevol toeristen. Het is bekijken en bekeken worden, want het heel Bulgan is uitgelopen om ons gade te slaan, zonder gêne lopen ze onze ger in en uit en bekijken alles wat we doen. Zij vinden ons minstens zo vreemd als wij hen. Iemand komt ons helpen met het aanbrengen van muskietengaas. “Wat vriendelijk” denk ik nog, maar na afloop houdt hij zijn hand op. Als ik besluit te gaan onderhandelen over een kleedje staan er gelijk 25 mensen om me heen te dringen. Het is allemaal wel gezellig, alleen jammer dat het veldje naar mate de tijd voortschrijdt verandert in een vuilnisbelt.

De plek van het kamp is met zorg gekozen, midden op een groene, moerassige vlakte met rondom kale bergen. Een ideale plek om te onthaasten en je hersenen leeg te laten lopen. Jammer van al die lawaaischoppers om ons heen. Tegen de avond steekt de wind op die zand en stof aanvoert vanuit de Gobi, en in de bergen zien we het regenen, wat gepaard gaat met regenbogen. De natuur is hier heel dichtbij. Het koelt nu gelukkig wat af, vandaag was het snikheet. Sunny vertelt dat de eclips morgenavond om zeven uur plaatsvindt. We mogen hopen dat het dan niet bewolkt is, zoals vandaag op dat tijdstip. Ik dacht trouwens dat het om 11 uur zou zijn, maar realiseer me dat dat wel eens GMT tijd zou kunnen zijn. Sunny blijkt het de volgende dag ook fout te hebben want die heeft Ulaan Baator tijd aangehouden. En het is hier één uur vroeger.

Dan is het “l’heure de l’apperative” en er is nergens drank te bekennen. Sunny komt niet meer bij als ik vraag waar hier een flesje wodka te krijgen is. Zo’n rare vraag heeft ze nog nooit gehad, maar vijf minuten later ben ik, ondanks haar protesten, in een horrelende jeep, waar onderweg een deur uitvalt, op weg naar het dorp om drank in te slaan. Bij de kruidenier doet het meisje moeilijk en wil ons niks verkopen. Hoewel ze een paar woorden Engels spreekt negeert ze ons uiteindelijk. De chauffeur er bij gehaald en na enig aandringen komt er onder de toonbank een fles “ Djenghis” te voorschijn. Later blijkt dat in deze regio, om het drankmisbruik terug te dringen, één dag per week niet gedronken mag worden en ook geen drank verkocht mag worden. En dat is uitgerekend vandaag. Ons wordt ook vriendelijk verzocht de drank in de ger te nuttigen. We nemen één of meer glaasjes (hoewel ik Nina ken als een redelijke zuipschuit drinkt ze deze reis opvallend weinig), eten wat en besluiten tot een ritje op een kameel, wat uiteindelijk uitmond in gezeik met de kamelendrijver, die te veel geld wil. Op het veldje speelt een traditioneel Mongools orkest met een zanger die met een keelstem bizarre geluiden voortbrengt.

Nina is de hele dag al onrustig. Ze had zo gerekend op die baan bij Europol. Ze zegt wel een hele dag te willen internetten, terwijl we op één van de meest afgelegen plekken ter wereld zijn, waar zelfs de meeste inwoners van Mongolië nog nooit geweest zijn. Er is hier van alles, ongelofelijke vergezichten, kamelen, paarden, schapen, adelaars, wodka, zelfs mobiel bellen en smssen is geen probleem, maar er is zeker geen internet. Ik begrijp haar situatie en het maakt mij ook onrustig.

vorige - volgende