De nacht was heet en lawaaierig, de airco áán te koud, uit was het te heet. Zodra wij in bed kropen begonnen buiten de disco’s en toen die klaar waren namen twee honden die onder ons raam bivakkeerden het over. Vanmorgen de “Baron” bij daglicht geïnspecteerd en gefotografeerd. Alles is oud en versleten, maar wat moet het vroeger prachtig geweest zijn. Het is dat het zo ver weg is en in zo’n raar land, anders had ik me graag ingezet om de boel vakkundig te restaureren.
We willen graag buiten ontbijten, maar een lelijke ouwe taart zegt dat ze daar niet aan kan beginnen. “Er ontbijten hier wel 30 mensen per dag, die willen allemaal buiten zitten en dan moet ik wel 30 keer naar buiten lopen”. Tegen zoveel logica kan ik niet op, dus ontbijten we in het verder lege restaurant. Keus is er niet, je eet maar wat voor je neus wordt gezet. De eigenaar is een ouwe ritselaar: wil alles van ons weten, vraagt of we geld willen wisselen en wil ons meenemen naar zijn winkel met “echte oude tapijten” in de Souq. We wimpelen hem af. Terug op de kamer staat een dame met een sigaret in haar waffel het bed op te maken.
Vandaag staan er twee dingen op het programma, de Souq en een ander hotel scoren. De souq is de mooiste en meest uitgebreide die ik ooit heb gezien. Hier kun je wel een week rondlopen. Op straat is het snikheet, maar in de overkapte steegjes is het heerlijk koel, het ruikt er lekker en de verkopers zijn niet opdringerig. Er zijn ook heel weinig toeristen. Nina koopt twee (soep)jurken, maar niet voordat ze de hele winkel heeft doorgenomen, inclusief alles wat buiten en bij de buren hangt. Ik ben er inmiddels aan gewend, heb de tijd en ben al lang blij dat hier geen schoenenwinkels zijn. Voorts kopen we géén prachtige katoenen handdoeken, omdat de eigenaar vertelt dat hij ze ook levert aan Ottomania in Amsterdam (blijkt later in Haarlem te zijn), géén backgammon doos voor Edu en ook géén prachtig zijden tapijt, want ik weet toch niet waar ik al die tapijten neer moet leggen. We dwalen door de nauwe straatjes en staan voor een prachtige, gesloten, oude koperen deur, waarachter zich het oudste gekkenhuis ter wereld moet bevinden. Na enig bonzen doet een jongen open en leidt ons rond. Het is een prachtig gebouw, in de viertiende eeuw gesticht als ziekenhuis. In de kleine cellen werden geestelijk gestoorden behandeld en opengesneden. Op de binnenplaats een vijver, de eerste die ik zie met water erin. Er heerst een serene rust, het is er koel. Tot halverwege de vorige eeuw heeft het als gekkenhuis gefunctioneerd.
Inmiddels is het vier uur en moeten we op zoek naar een hotel. We besluiten naar Latakia te rijden, een badplaats aan de Middellandse zeekust. De 150 kilometer blijken voornamelijk kronkelige bergwegen, door een prachtig landschap met olijfgaarden en pijnbossen. Uiteindelijk komen we net voor donker aan in Latakia (of Lattakia of Atakia daar zijn ze zelf nog niet uit). Het is een wat verlopen badplaats met veel lege huizen en onafgebouwde appartementen. Ook het Meridien Hotel ziet er van binnen heel anders uit dan je aan de buitenkant zou vermoeden. Het is allemaal nog net niet vervallen. Het enige blauwe aan “blue beach” zijn de stoeltjes, de zee is modderig en op het strand liggen grote hopen waterplanten. In de hal staat een optreden aangekondigd van schaars geklede Russische dames, aan het strand zitten de Syrische dames dik ingepakt. Aan de strandbar is geen alcohol verkrijgbaar. Maar we hebben een kamer met zeezicht en een groot balkon. Morgen als we wakker worden zien we de Mediterranneeeeee.