HET MIDDEN OOSTEN

Zaterdag 19 juli, Beirut/Amman

De laatste ochtend in Libanon willen we naar het “must see” Nationaal Museum. Dus tijdig op, uitgecheckt en dwalend door het laatste stukje Beirut dat we nog niet hadden doorkruist (we raken gewend aan verkeerd rijden, het hoort er bij) besluiten we toch maar niet naar het museum maar naar de Place d’ Etoile te gaan in de binnenstad, maar als we dat ook niet kunnen vinden toch maar weer richting museum, dat pal aan de “green line” blijkt te staan, een strook grond die tijdens de burgeroorlog Beirut in tweeën deelde. Overal staan nog gebouwen met kogelgaten en uitgebrande verdiepingen. Het gaat nog vele jaren duren voordat alle sporen van de burgeroorlog zijn uitgewist. Het Nationaal Museum blijkt te zijn gehuisvest in een prachtig gerestaureerd gebouw, de tentoonstelling is lekker overzichtelijk en op een handvol suppoosten na zijn we helemaal alleen. Er is een kleine maar gave collectie van Romeinse beelden en sarcofagen, bronzen beeldjes en 2000 jaar oud glas.

Vanuit Beirut leiden vele wegen naar het vliegveld en wij slagen er in om juist die te kiezen die nog niet af is, gelukkig hebben we tijd zat. Met vlucht RJ 404 van Royal Jordanian Airlines vliegen we in een half uur naar Amman, de hoofdstad van “The Hashemite Kingdom of Jordan” voor de tweede etappe van onze wereldreis. Aangekomen wisselen we eerst geld: 1 Jordanese Dinar is ongeveer gelijk aan 1 Euro, dat is makkelijk. Minder makkelijk gaat het bij Avis, in het kantoortje is niemand te bekennen. Er hangt een velletje papier met een telefoonnummer dat je kan bellen, en dan blijkt dat het kantoor in een andere terminal zit. Iemand haalt ons op. De baliemedewerker is ongetwijfeld Jordanees kampioen langzaam aan en tijdens het invoeren van iets in de computer belt hij ook gelijktijdig met zijn vaste en zijn mobiele telefoon. Als ik eindelijk aan de beurt ben en hij weer gaat zitten bellen scheld ik hem uit, hij haalt zijn baas er bij en dat resulteert in een gratis upgrade naar een Chevrolet
Blazer 4wheel drive met zwarte ramen, die uiteindelijk helemaal schoongepoetst wordt afgeleverd met een totaal lege tank. Weer moet ik schelden, we rijden naar een pompstation, hij probeert het nog met een halfvolle tank, en na nog wat dreigementen van mijn kant rijden we eindelijk met een volle tank over een perfecte snelweg, voorzien van duidelijke richtingsborden (voor zover niet in het Arabisch) richting Amman, het luxe Kempinski hotel. Daar aangekomen besluiten we het er van te nemen, drankje bij de pool en een uurtje naar de gym, stoom- en bubbelbad. Terwijl ik bubbel vertel ik een Jordaniër van onze reis en dat we morgen naar de Dode Zee gaan. “We Jordanians don’t go there in summer, it can be incredibly hot, take care if you go into the sun.” is zijn antwoord. Daarna gegeten bij een Turk, die een gerecht zo heet serveerde dat ons beider tong gedurende een kwartier gevoelloos was. Niet dat het niet lekker was, maar toch. Morgen de dode zee (én haar rollen).

vorige - volgende