HET MIDDEN OOSTEN

Vrijdag 18 juli, Beirut

Gisteren hebben we besloten om vandaag vroeg op te staan om naar de Bekaa vallei te gaan. Een vallei in het oosten van Libanon, tegen de grens met Syrië, die bekend staat om de wijn, hasjies, de stad Baalbek met zijn eeuwenoude ruïnes, en als bakermat van Hezbollah. Ook wil ik de bergen in om het nationale symbool van Libanon te bewonderen, de Ceder (een naaldboom), die ook de vlag van Libanon siert. We dachten vroeg op te staan, maar helaas mijn iPhone staat nog op de Nederlandse tijd, dus een uur later dan gepland rijden we door een verlaten Beirut met een rot gang naar het oosten. Ik begin me thuis te voelen in het Libanese verkeer, kan eindelijk zonder me te generen rechts en links inhalen, slalom op de A1. Er zijn wel veel wegversperringen. Hoe dichter we bij de Bekaa vallei komen, hoe vaker we worden aangehouden. De posten worden grimmiger, soms liggen midden op de snelweg betonblokken en spijkerkettingen. Er zijn soldaten met rode, groene en zwarte baretten, met petten, in groene camouflage uniformen en grijze. Die laatsten hebben “Police” op hun rug, waardoor het lijkt of militairen het verkeer staan te regelen. Dat het niet allemaal overbodig is lees ik een dag later in The Daily Star (klein bericht op pagina 3) “When a vehikel refused to stop at an army checkpoint the soldiers opened fire at the car. One passenger was killed and three were wounded. This happened shortly after a car passed the checkpoint and a passenger threw a grenade towards the soldiers. Shortly thereafter a patrol in Bab al-Tebbaneh came under gunfire and four soldiers were wounded. Fighting and grenade blasts are commonplace between followers of President Seniora and supporters of the opposition. Since June 14 people were killed and at least 100 wounded.” Dat gebeurde allemaal in Tripoli een stad in het noorden van Libanon, nog geen 100 kilometer van Beirut.

De Bekaa is prachtig, een uitgestrekte vallei met groene velden in een verder dor landschap. De vriendelijke nationale vlaggen met de Ceder, maken plaats voor groen/gele vlaggen van Hezbollah met een mitrailleur in een opgestoken vuist. Op het eerste gezicht ziet het er vredig uit, langs de weg stalletjes met aardappelen, tomaten, meloenen en ander fruit. Maar schijn bedriegt, want als we bij de wereldberoemde ruïnes van Baalbek aankomen is daar door Hezbollah een zeer militante tentoonstelling ingericht, die een onvoorstelbare haat tegen Israël laat zien. Er hangen foto’s van Khomeiny en Nasrallah, er staan doodskisten met de Israëlische vlag er op, een plattegrond van Israël, waarin zich raketten geboord hebben, leuzen: “Israël is toward vanishing”. Een portretten galerij van martelaren. Het is echt eng, de haat druipt er van af.
Nina wil later de foto’s zelfs niet meer zien.

De ruïnes van Baalbek zijn indrukwekkender dan ik ooit daarvoor heb gezien en beslaan een enorme oppervlakte. De grote Grieks/Romeinse tempel is niet alleen groter maar ook veel gaver dan het Pantheon in Athene. Lang voor de Grieken en later de Romeinen hier waren, was hier al een tempel waar de God Baal werd vereerd. Volgens de overlevering een geloof dat “gepaard ging met orgieën en slachtpartijen, waarbij de deelnemers tot hun middel in het bloed stonden”. Het complex is enorm, de zuilen onvoorstelbaar van omvang, we dwalen er uren rond. Nina geniet met volle teugen, hoe ouder de beschaving, hoe leuker zij het vindt.

We eten “shawi” (pizzaatjes met lamsvlees en yoghurt) in een restaurantje met uitzicht op de oude Romeinse stad en besluiten daarna naar de bergen te rijden waar het laatste restje cederbomen staat, dat in de afgelopen millennia niet gekapt is. Zelfs de Phoeniciërs gebruikten 2500 jaar geleden al cederhout uit Libanon om boten te bouwen. Laat in de middag bereiken we het park, hoog in de bergen. Het landschap is prachtig. Het is er koel en stil. Alleen de ceders vallen een beetje tegen. Zelfs de oudste, volgens een bordje 2000 jaar oud, is niet een heel dikke of hoge boom, maar de vorm is wel heel karakteristiek. We wandelen een eindje, genieten van de stilte en beseffen dat Libanon een vol en lawaaierig land is. Op de terugweg naar Beirut kopen we onderweg wat pruimen en perziken en stoppen in een dorp waar wat te doen is. Nina, nieuwsgierig als ze is, raakt in gesprek met een man achter een loket in een kasteelachtig huis, dat aan het dorpsplein staat. Het blijkt een museum te zijn en hij nodigt ons uit om binnen te komen: “I own this place”. Samir Baz vertelt ons dat het gebouw is gesticht door zijn voorvaderen. Hij heeft er een wassen beelden museum van gemaakt, alleen de beelden zien er wat mottig en verfomfaaid uit. Met foto’s als bewijs kan ook hij bogen op heel wat bekende bezoekers: Koningin Noor van Jordanië, Chirac, koning Albert van België en Hariri, de vermoordde ex-president van Libanon. Later blijkt dat Suzy, bij wie we gisteren hebben gegeten en Samir elkaar goed kennen.

Om de hoek drinken wij een biertje. Ik zit weer op mijn praatstoel en al verhalen vertellend worden het drie biertjes, wordt het langzaam donker en eten we gepaneerde schoenzool met vette friet. Overdag auto rijden in Libanon vergt uiterste behendigheid en aandacht, ’s nachts wordt het minder aangenaam. Tegenliggers dimmen niet of doen dat wel, maar zetten vlak voor ze je passeren hun grote licht weer aan, waardoor je een halve minuut helemaal niks meer ziet. Er is geen straatverlichting (het is er wel, maar doet het niet) en midden op de weg duiken uit het niets onverlichte vluchtheuvels op. Het is geen pretje en net als we denken zonder te verdwalen ons hotel te vinden, gaat het toch weer mis en rijden we weer doelloos rondjes. Uiteindelijk bij het hotel aangekomen, mogen we er niet in. Er staat een zware militaire delegatie voor de deur met guns en zenuwachtig gedoe. We moeten doorrijden, benaderen het hotel via een andere route en mogen dan weer wel naar binnen. In het hotel is alwéér een bruiloft aan de gang en we besluiten nu maar eens een kijkje te nemen. Spontaan worden we binnengehaald, voorgesteld aan een tafel feestvierders en opgenomen in een daverend feest met harde muziek, een levensgrote neptaart, zoete hapjes en een Engelse vrouw, die 5 maanden geleden naar Beirut kwam, verliefd werd op een Libanese man en twee weken geleden met hem getrouwd is. Het is echt een topfeest met hoofddoekjes en schaars geklede dames op de dansvloer. Er wordt alleen geen alcohol geschonken. Hezbollah, maar dan in een heel ander licht. Tegen middernacht gaan we naar onze kamer, terwijl buiten de stad tot leven komt: tot diep in de nacht horen we toeterende auto’s, knallen (vuurwerk?) en dance gebonk. Vooruitlopend op wat komen gaat blader ik wat in de Lonely Planet van Mongolië en Nina schrijft een mailtje naar Suzy om haar te bedanken voor de hartelijke ontvangst, het lekkere eten en de inspirerende discussie.

vorige - volgende