Vanmorgen worden we wakker met het prettige vooruitzicht dat we vandaag eindelijk weg mogen uit deze uithoek. Het ontbijt is karig, we voelen ons vies, er is nu zelfs bijna geen water meer, tandenpoetsen gaat nog net. Wat blijft is het vuilnis en het prachtige uitzicht. Toch raak ik daar nu ook wel op uitgekeken. Gelukkig heb ik een goed boek. Voor vanmorgen staat een bezoek aan een nomaden familie op het programma, maar als het half elf is geeft de roze legging, die nauwelijks Engels spreekt en wiens naam ik niet heb verstaan, te kennen dat de nomaden vertrokken zijn, het zijn tenslotte nomaden.
Bij het inpakken van de bagage ontdek ik dat ik gisteren in het restaurant mijn lekkere cashmere trui ben vergeten. Met onze kleine chauffeur ga ik ‘m ophalen. Onderweg moet hij tanken. Het lijkt een normale pomp, maar als hij zijn auto neerzet verschijnt er een dame die naar een schuurtje gaat om een dieselpomp te starten. Dat lukt en het hele schuurtje verdwijnt in een zwarte rookwolk. Een liter benzine kost 1200 Togrok, ongeveer drie (euro)kwartjes.
Het vliegtuig vertrekt om half twee en we nemen zonder enige vorm van weemoed afscheid van het ger kamp. Als we op het vliegveld horen dat de vlucht pas om 6 uur vertrekt verdampt het laatste restje liefde voor Mongolië in de hete middagzon. Ik zal op zoek moeten naar een ander favoriet land. Op het vliegveld is niks, niks te eten, niks te drinken, geen toilet, geen airco, te weinig stoelen, wel een biljart, maar geen keu, er staat ook een weegschaal en een TV, waar een paar Mongolen, die hier verder niks te zoeken hebben naar een Koreaanse soap zitten te kijken. Natuurlijk gaat het vliegtuig ook om 6 uur niet en als het een paar uur later donker wordt geven we de moed op, want de landingsbaan heeft geen verlichting. Ik bel met Mr Amgalan van Montours in Mongolië. Hij weet het ook niet. Nina is het nu ook zat en als de roze legging dreigt dat we weer naar het ger kamp gaan scheldt ze haar uit en wordt het een hotel. Nou ja, hotel. Bedden in plaats van een matrasje, geen stromend water, toilet buiten en de hele nacht herrie op de gang. In een restaurantje waar een dik varken voor de deur zit eten we wat. Het varken zit nu voor het open raam en wacht op de restjes.
We horen van een Spaanse groep, die ook niet mee kon, dat het vliegtuig morgenochtend om half zes gaat en dat we om vier uur opgehaald worden. Als we op dat tijdstip (in het pikkedonker) gepakt weer op de gang staan, komt er niemand om ons op te halen en gaan we maar weer naar bed. ’s Morgens weten de Italianen te melden dat de vlucht om 11.30 uur gaat. Ik bel naar Mr. Amalgan en die zegt dat er nog niks vaststaat. Mijn liefde voor Mongolië was al gesmolten, maar ik begin nu echt een hekel te krijgen aan dit land. Hoewel, wat kan het land daar nou aan doen. Het ligt natuurlijk ook aan ons, met onze stiptheid, dat alles op tijd moet gebeuren, dat alles tot in de puntjes georganiseerd moet zijn, met onze verslaafdheid aan luxe en hygiëne. Het valt voor ons Westerlingen niet mee dat stapje terug te doen.
Later belt Mr Amalgan terug en belooft ons een vlucht om 13.00 uur. Hij zat er niet veel naast, want om half twee verschijnt er, onder luid gejuich, een stipje aan de horizon. Eindelijk! De volvette security officer heeft vandaag zijn T shirt uitgelaten en loopt nu alleen in zijn sportbroekje rond. Zweetstraaltjes lopen over zijn dikke pens. Daarentegen loopt de enige andere medewerker van de luchthaven er keurig geüniformeerd bij, met om zijn nek zijn ID. Hij checkt in, zorgt voor de bagageafhandeling, scheurt de tickets, stelt iedereen gerust, beantwoord lastige vragen en zwaait ons uit. De dikzak, die gisteren nog mijn deodorant in beslag dreigde te nemen, wuift nu iedereen door. Hij heeft haast, want hij vliegt met ons mee.
Om half zes zijn we in Ulaan Baator, kunnen nog net even douchen, kakken en behoorlijk eten voordat we weer naar het vliegveld gaan voor de vlucht naar Seoul. Een dag te laat, maar gelukkig is er plaats. Op het vliegveld wordt mijn nagelschaartje door een ijverige beambte uit de bagage gevist. GVD, in het van terroristen vergeven Midden Oosten doen ze nergens moeilijk over en uitgerekend in Mongolië wordt mijn nagelschaartje in beslag genomen. Het enige effect van mijn luidkeelse protest is dat ik een bonnetje krijg voor ontvangst en dat als ik binnen drie maanden weer in Mongolië kom ik het weer op kan halen. Eikels!
Op het onchristelijke tijdstip van 00.40 uur vliegen we in een Airbus A330 met vlucht KE 868 in tweeëneenhalf uur naar Seoul. Aan boord eindelijk weer een krant. In de “Korea Herald” op de voorpagina het verhaal van een Zuid Koreaanse toerist die in een door Zuid Koreanen beheerd resort in Noord Korea (er zijn er twee) door een Noord Koreaanse soldaat is doodgeschoten. De beide Korea’s bakkeleien over de toedracht en nu heeft Noord Korea al het Zuid Koreaanse personeel van de resorts het land uitgezet. De inflatie in Zuid Korea stijgt en de huizenprijzen dalen. Ook hier. Op het strand van Busan is gisteren voor het Guinness Book of Records het record parasols plaatsen op één strand verbeterd met in totaal 7.937 parasols. In het Hilton Millennium Hotel in Seoul zijn we om half zes die dag de eerste gasten, we openen het ontbijt en slapen een gat in de dag.