Zaterdag 27 mei 2000 | Mõrõn

Vanmorgen opgestaan met een gevoel van gelatenheid. Er is weer eens geen water en ik was me en poets mijn tanden uit de spoelbak van het toilet. Daar zit toch geen deksel op. Ik heb er weinig vertrouwen in dat we vandaag wegkomen en dat betekent dat we de terugvlucht naar Nederland zondag wel kunnen vergeten.

We besluiten de Nederlandse ambassadeur in Beijing in te schakelen. Die doet ook Mongolië. Ik schrijf hem een fax waarin ik hem vraag er bij de Mongoolse autoriteiten op aan te dringen MIAT (de Mongoolse KLM) toestemming te verlenen ons uit Mõrõn op te halen. Terwijl ik hem schrijf, geloof ik er zelf niet meer in. Ook maar faxen naar het thuisfront. Bellen is door het tijdverschil van zes uur zinloos. De fax van het hotel werkt niet en op het postkantoor is het weer feest. Naar Beijing doet ie ‘t direct. Naar Nederland duurt het een uur (en blijkt later nooit te zijn aangekomen). Voor het versturen van faxen moet ik Tg 13.566 (ruim f$15) afrekenen. Zo komen we onze tijd wel door.

Vervolgens gaan we naar een vervallen en muf (het wordt eentonig) kantoorgebouw waar een vergadering plaatsvindt over de “situation”. Acht mannen en één vrouw om een grote tafel, we herkennen de directeur van de luchthaven. Een man met een pet vertelt ons dat er nog acht Japanners en drie Koreanen de lul zijn en dat ze hun uiterste best doen om ons isolement op te heffen. Om 12.00 uur wordt een beslissing verwacht, dan mogen we terugkomen. In de gang worden we aangesproken door de Mongoolse dame, die ook deel uit maakt van de vergadering. Mevrouw Nansalmaa, legt ons uit dat zij arts is en deel uitmaakt van de commissie die de gevolgen van de mond- en klauwzeer epidemie onderzoekt. Twaalf dieren zijn ziek, 56 mogelijk besmet. Zij legt uit dat er morgen (zondag) beslist wordt of het reizen maandag wordt vrijgegeven. Ze vraagt ook of wij haar in contact kunnen brengen met Nederlandse artsen of wetenschappers die haar informatie kunnen geven over de ziekte. Dan blijkt dat zij over een computer beschikt. Mevrouw Nansalmaa is een van de drie gelukkigen in Mõrõn die kan e-mailen. De anderen zijn de burgemeester (die niet weet hoe het moet) en het postkantoor (waar het niet werkt). We mogen in haar kantoor e-mailen en maken daar dankbaar gebruik van.

Inmiddels is in het hotel een Nederlandse gozer gearriveerd die ook gestrand is. Zijn naam is Floris Kingma en hij is al zes maanden liftend onderweg. Begonnen in Bangkok en via Vietnam, Cambodja en China is hij in Mongolië terecht gekomen. Hij slaapt in hotelletjes of bij mensen thuis. Noemt zichzelf budgetreiziger, wil liever niet vliegen, maar wil wel volgende week de trein naar Moskou halen, want hij wil de bruiloft van z’n broer niet missen.

Met Mijid en Floris brengen we de rest van de middag door bij de rivier die door Mõrõn stroomt. Het is warm en jongens en meisjes wassen zich in de rivier. Anderen wassen hun auto, hun kleding of vullen hun watervoorraad aan. We drinken bier, praten met z’n drieën over muziek, de toekomst van Mongolië (of die er is of niet) en de zin van het leven, terwijl Mijid luid ligt te snurken. Floris vraagt zich af of hij van reizen (en relativeren) zijn ambitie kwijtraakt. Ik stel hem gerust: “Als je weer thuis bent, word je in no time weer opgeslokt door de prestatiemaatschappij en loop je binnen een week weer net zo hard als tevoren. Maar de ervaring van zo’n reis raak je nooit meer kwijt en daardoor reageer je anders, leer je relativeren en raak je zelden ergens van in paniek”. Tegen de avond gaan we terug naar het hotel, drinken, eten, praten ….. Er zijn drie auto’s met Mongolen in het hotel aangekomen die per ongeluk de grens van de provincie Khõvsgõl gepasseerd waren en niet meer terug mogen.