Woensdag 24 mei 2000 | Tsagaannuur

Vannacht zijn Mijid, Kanbator en Bataa weer gaan vissen. Het was al donker en het werd mij niet duidelijk hoe ze dat gingen aanpakken. Het is nu de volgende morgen tien uur en ze zijn nog steeds niet terug. Het weer is hetzelfde als gisteren, snijdende wind, bewolkt, regen in de verte en berenkoud. De kachel is opgestookt, Purev en de kok lezen oude kranten en ik ga zo naar de kapper.

Voor vanavond staat een bezoek aan de plaatselijke sjamaan gepland. We kunnen pas tegen zonsondergang bij hem terecht. Dan pas gaat hij “sjamanen”: in trance verzen zingen. Een mens kan als sjamaan geboren worden, schrijft de Mongoolse schrijver Galsan Tschinag in zijn boek “Land van de Toornige Wind”. Zijn tante was sjamaan, iemand met beter ontwikkelde zintuigen dan gewone mensen. Een sjamaan kan geesten bezweren, ziektes uitdrijven, geesten van doden naar het hiernamaals begeleiden en het vee beschermen tegen boze geesten. Tijdens ceremonies worden dieren geofferd. Het sjamanisme strekt zich uit over een groot gebied. Eerder werden wij er ook mee geconfronteerd tijdens een reis door Siberië. De aanwezigheid van sjamanen is zichtbaar door ovoo’s, die op strategische plaatsen (heuveltop, kruising van wegen) zijn opgesteld. Een ovoo kan bestaan uit een hoop stenen of een stapel hout, vaak is het een combinatie daarvan. Er zijn blauwe (in Siberië witte) zijden sjaaltjes in verwerkt. Aanhangers van het sjamanisme stoppen vaak bij een ovoo, lopen er drie keer met de klok mee omheen en offeren daarbij iets aan de goden. Dat kan van alles zijn: stukjes brood, lege flessen, blikjes, schedels, geld. Zo ontstaat er een hoop geheimzinnige rotzooi. Halverwege Khatgal en Tsagaannuur zagen we een verzameling van wel zes kleine en één grote (wel vier meter hoog) ovoo’s. Zowel de chauffeur, als de kok liepen wel vijf minuten rondjes om alle ovoo’s, terwijl ze stukjes brood in de lucht gooiden. Tijdens zo’n ceremonie mag je een wens doen. Zes jaar geleden heb ik dat bij Irkoetsk serieus gedaan, maar daar is niks van uitgekomen.

Terwijl haar dochters Anuka en Puruma verbaasd toekijken, knipt Niamsurin mijn haar. Ze heeft een echte kappersschaar en gaat professioneel mijn vette, al een week niet gewassen, haren te lijf. Het resultaat mag er zijn. Sinds Mõrõn heb ik er niet zo goed uitgezien.

Tegen twaalven komen Mijid, Kanbator en Bataa (die we inmiddels omgedoopt hebben in Sienna, Picasso en Anton Geesink, dat is makkelijker te onthouden) boven water. Ze zeggen de hele nacht gevist te hebben zonder resultaat. Ik geloof er niks van, maar waar ze dan wel geweest zijn, wordt niet duidelijk. Het blijft guur weer. De bergen in de verte laten zich niet zien en we blijven binnen bij de kachel die steeds uitgaat, omdat Purev te beroerd is om er een houtje op te gooien.

Om vier is de hut ineens vol met mannen. Mijid heeft een zak met witvis, die hij zegt zelf gevangen te hebben. Maar de vis is netjes schoongemaakt en dat kan hij nooit zo snel gedaan hebben. Hij heeft blijkbaar een stroper ontdekt (het visseizoen is gesloten en er mag eigenlijk niet gevist worden). Bataa heeft een oud houten zadel en een mes gescoord. Er moeten zaken worden gedaan. Volgens zeggen moet het zadel van vóór 1940 zijn, want zo worden ze tegenwoordig niet meer zo gemaakt. Het ziet er inderdaad zeer gebruikt uit en dat was ook de bedoeling. Dat het $200 moet kosten is Herman minder over te spreken. Uiteindelijk verwisselt het voor $110 van eigenaar. Het mes (eigenlijk de messen, want er zitten er twee in één schede) is van Bataa’s vader en volgens hem 70 tot 80 jaar oud, vlijmscherp staal met een heft van berkenbast in een houten schede. Onmiskenbaar oud, gebruikt en handwerk en ook dat was de bedoeling. Het hoeft maar $ 25 te kosten. Voor $ 20 wordt het onderdeel van mijn verzameling. Inmiddels heeft Gansuren vis gefileerd en gebakken, zodat iedereen op de goede afloop een lekkerbekkie eet. Daarna maar weer een beetje rond gehangen. Het is te koud om paard te rijden of andere dingen buiten te doen.

Tegen de avond gaan we op weg naar de Sjamaan. Hij woont met zijn familie in een oude ger zo’n tien kilometer naar het zuiden. Het is koud en winderig en de lucht toont ongekende, bijna mystieke kleurschakeringen. Behalve Herman en ik, zijn ook Purev, Mijid en Bataa meegekomen. De laatste twee zijn aanhangers van het sjamanisme. We zijn langs Bataa’s huis gereden om zijn traditionele kleding en hoofddeksel op te halen. Wij dachten voor het ritueel, maar onderweg kwamen we langs Bataa’s geboorteplek en hij wil dat we foto’s van hem maken in vol ornaat met zijn heilige berg op de achtergrond. In het avondlicht staat hij daar trots te zijn in het onmetelijke landschap en de oorverdovende stilte.

De bebaarde sjamaan is nep. Hij vraagt op voorhand Tg 15.000 als we foto’s willen maken van de ceremonie. Omdat we niet voor niks zover gereden zijn, gaan we maar akkoord. Mijid is kwaad, zegt dat we genaaid worden, maar hij houdt vol dat de sjamaan echt is en trekt zelfs zijn portemonnee, omdat hij persoonlijk advies wil hebben. Na inleidende rituelen met melkthee enzo kunnen we kiezen uit zang of dans. We kiezen voor de dans, want we willen foto’s maken. Uit een kist worden allerlei heilige attributen te voorschijn gehaald. De sjamaan wordt door zijn vrouw in zijn rituele kleding gehesen. Laarzen, een mantel met lange vieze franjes van sjaaltjes, repen leer en touw. Op zijn hoofd krijgt hij iets dat nog het meest lijkt op een indianentooi, maar dan ook weer met franjes die voor zijn gezicht hangen. Hij begint te neuriën en heen en weer te wiegen, stoot onverstaanbare klanken uit, zwaait met zijn armen, zingt en springt in het rond. Voor zijn buik hangt een grote trom waarop hij het ritme aangeeft. Dit alles speelt zich af in een rokerige ger, waar niemand meer bij kan en waar het laatste beetje daglicht via het gat bovenin binnenvalt. We zien bijna niks meer en maken foto’s op goed geluk. Op het hoogtepunt gooit hij alles van zich af, begint te sidderen, valt, wordt opgevangen door zijn zoon en is in trance. Op dat moment zakken Mijid en ik met een luide krak door het bed van de sjamaan. Later zal de Sjamaan vertellen dat hij boven op zijn berg was en niet weet wat er in de ger gebeurde en of we foto’s hebben gemaakt. Langzaam komt hij weer bij en zingt en neuriet nog vijf minuten door. Tot slot sprenkelt hij melk in alle windrichtingen. Het is donker en zijn vrouw steekt een kaars aan.

Nep of niet, het was een indrukwekkende show. Op de terugweg ruziën Purev en Mijid over het echtheidsgehalte van wat we beleefd hebben. Mijid is aanhanger van het sjamanisme en denkt (of hoopt) dat het toch wel serieus was. Purev vond het allemaal flauwekul. Geen religion, maar “local tradition”. Ik denk dat ie dit keer gelijk heeft.