Vrijdag 19 mei 2000 | Khatgal

Vanmorgen om half zes werd ik wakker, omdat een jongen die niet alleen Mongools, maar ook niet goed bij zijn hoofd leek te zijn, in onze ger aan de kachel rommelde. Hij schrok, toen hij zag dat ik wakker werd en begon te gebaren. Ik denk dat hij de halflege fles wodka bedoelde die op tafel stond, maar ik reageerde niet. Beetje raar tijdstip om een neut te nemen. Niet voor Mongolen, bleek ons later, die zuipen de klok rond. Hij stookte de kachel op, zodat de temperatuur van de ger van rond het vriespunt in vijf minuten naar zeker 30 graden Celsius steeg, waardoor we ons bed uit dreven. Na lang aarzelen vertrok hij, om elk half uur terug te komen om hout bij te vullen. Dat is onrustig wakker worden. Gelukkig kwam de zon op en werd het buiten ook snel warmer.

Na het ontbijt besloten we een stukje te gaan kuieren langs het meer richting Khatgal. Purev en Mijid waren vertrokken om paarden voor de komende dagen te regelen. Lopen op ca. 1.700 meter hoogte is vermoeiend en de afstand viel ook tegen, zodat we halverwege teruggingen. Niet in het minst, omdat ik hevige buikkrampen had. We komen de Koreanen tegen die met een jeep teruggaan naar Mõrõn.

‘s Middags stonden dezelfde paarden als de dag ervoor voor ons klaar en we besloten Purev mee te vragen. Tenslotte is hij onze gids en de enige manier om met autochtonen te communiceren. Met duidelijke tegenzin stapt hij op. Het bonte paard en ik liggen elkaar wel. Hij gehoorzaamt op alle commando’s en heeft een aangenaam tempo. We rijden richting Khatgal, dat we vanmorgen te voet niet haalden. Het weer is aangenaam, het uitzicht overweldigend en de weg is te paard ook goed te doen.
Bij Khatgal aangekomen (ruim een uur) komt onze “local guide” en paardenbaas zijn vrouw en jongste zoon tegen. De jongen is de hele week in Khatgal op school geweest en zijn moeder is hem gaan ophalen, zodat hij het weekend thuis is. Lopend! Twee uur heen, twee uur terug. “Local people like walking”, zegt Purev en hij zal het nog vaak herhalen. M’n reet, als er een weg was geweest zouden ze wel fietsen. Moeders is traditioneel gekleed, maar heeft wel een Nike rugzak.

Voor een versnapering gaan we naar het plaatselijke “hotel” (gesloten) annex department store (15 vierkante meter) en bar (geen krukken, drie tafeltjes). De winkel heeft twee paar schoenen en wat levensmiddelen, snoep en drank in de aanbieding. Drie planken vol. Ook de bar biedt een weinig vrolijke aanblik. Op een in een rood jasje gestoken meisje na, is er niemand. Vrijdagavond half zeven. Ze vertelt dat ze voor vanavond geen reserveringen heeft en dat er dus ook wel niemand zal komen. Heeft zij mazzel. Vier man tegelijk, onverwacht en dorstig. We legen een flesje wodka, maken foto’s, lullen en lachen een beetje, maar de stemming komt er niet echt in. Bij inspectie van haar cassettes (allemaal bootlegs) zat een verzamelaar met de Venga Boys met Kiss en T Spoon met Sex on the Beach.

Buiten aan het hek wachten de paarden. Het heeft wel wat van een scene uit een Western. Dat er buitenlanders in het dorp zijn, is snel bekend. Kinderen staan op ons te wachten, een vrouw wil een lullig tasje met opschrift Mõrõn (100 kilometer verderop) verkopen, een ander heeft dikke kameelharen sokken gebreid (maar als ik die aandoe zijn mijn schoenen vijf maten te klein) en een man wil entreegeld voor het nationale park Khõvsgõl vangen. Onze gids scheldt hem weg en zegt dat ie maar op zijn post had moeten zijn, toen we de vorige dag langskwamen. De man krijgt niks.

Terug in het kamp blijkt de directeur van MON Discovery Tours, die ons van het vliegveld ophaalde, te zijn gearriveerd. Waarom is niet duidelijk. Twee dagen hobbelen om te kijken hoe het met ons gaat, kan er bij mij niet in, maar hij beweert van wel. Bovendien heeft hij een kok meegebracht. Hij heet Gansuren en zal de komende week bij ons blijven om ons vet te mesten. Daarmee komt ons personeel op drie man. “Maar dat betekent wel een volle auto”, merkt Herman op. Hoewel de Landcruiser vijf zitplaatsen heeft, wordt het met al dat gehobbel wel krap. Na het eten houden we het snel voor gezien en trekken ons terug in de ger. Als de nacht valt en de stilte nog stiller wordt, worden de generatoren gestart, waardoor de stilte wreed verstoord wordt. Één generator zorgt voor elektriciteit (kan ik mooi m’n camera opladen), een andere pompt water uit het meer in een grote tank die dienst doet als opslagbassin. Tenslotte staat het water in het Khõvsgõl meer er om bekend dat het zo zuiver is dat het gedronken kan worden. Als de generatoren worden gestopt, wisselen de plaatselijke honden nog wat nieuwtjes uit, maar uiteindelijk wordt het stil. Morgen gaat het avontuur pas echt beginnen.